hfst. 3 peilingen ( KVB 2 )

Als je niet zeker bent van je positie, kun je een kruispeiling doen op 2 objecten op de wal. In het kader van het examen moet je weten hoe een kruispeiling moet worden uitgevoerd en hoe je de coördinaten van je positie bepaalt. Voor een kruispeiling doe je achtereenvolgens peilingen op twee objecten aan de wal, bijvoorbeeld een kerktoren of windmolen, die ook in de kaart terug te vinden zijn. Een peiling doe je door over je kompas te kijken naar een object. Daarbij stel je vast op hoeveel graden je het object ziet. Een peiling is een momentopname. Wind en stroom zijn niet van belang. Om een nauwkeurige kruispeiling te krijgen, peil je objecten die elkaar onder een hoek van ca. 90° snijden. De peiling over het kompas is een ‘vuile’ peiling. Om een ‘schone’ peiling te krijgen moet gecorrigeerd worden voor deviatie en variatie.

Hiervoor wordt de peilformule gebruikt.

Object KP dev MP var WP

Object = kerktoren, vuurtoren, windmolen, e.d.

KP = Kompaspeiling

dev = deviatie

MP = Magneetpeiling

var = variatie

WP = Ware peiling

Voor het bepalen van de deviatie zijn er twee aandachtspunten.

1. bij gebruik van een handpeilkompas is er géén sprake van deviatie.

2. bij gebruik van het stuurkompas is er wél deviatie. De deviatie wordt daarbij bepaald door de kompaskoers die het schip vaart op het moment van de peiling. Zoek dus in de deviatietabel de deviatie op die hoort bij die kompaskoers en niet bij de gevonden peilingen.

vraagstelling

U peilt om 10:00 uur met stuurkompas de boei E-A1 (ca. 52° 36’ N / 5° 14’ E) in de richting 60° en tegelijkertijd de kerktoren van Oosterleek (ca. 52° 38’ N / 5° 12’E) in de richting 5°. Uw kompaskoers is 30°. Wat is uw positie om 10:00 uur in tienden van minuten nauwkeurig ?

peiling KP dev MP var WP
E-A1 60° -2° 58° -2 56°
O’leek -2° -2°

uitwerking

Noteer de beide kompaspeilingen in de peilformule. Bepaal de deviatie voor beide peilingen. Let wel, in deze oefening wordt gepeild met het stuurkompas, dus er is sprake van deviatie. Zoek de deviatie op in de deviatietabel. Zoek de deviatie bij de kompaskoers van 30°. Deze is -2°. Reken de beide MP’n uit. Bepaal de variatie. De oefening speelt in de IJsselmeerkaart. De variatie is dus -2. Noteer dit twee maal en reken de beide WP’n uit. Deze WP’n zijn ‘schone’ peilingen en mogen in de kaart worden uitgezet.

Als je dit alles zuiver en nauwkeurig hebt ingetekend, is het kruispunt van de lijnen het punt waar je je bevindt. Tot slot bepaal je de coördinaten van dit punt. Dit wordt ook wel ‘verbeterd gegist bestek’ genoemd.

Antwoord: (52˚ 35,6’ N / 5˚ 11,8’ E)