hfst. 7  cardinale betonning ( KVB 2 )

Obstakels onder water, zoals wrakken, worden gemarkeerd met 4 cardinale tonnen. Deze tonnen worden ’s nachts voorzien van een bepaald lichtkarakter. Voordat we verder ingaan op de cardinale betonning, bespreken we eerst de lichtkarakters.

Op het water staan geen lantaarnpalen. Varend in het donker of bij slecht zicht zie je de wal, tonnen, haveningang of obstakels niet aankomen. Deze objecten zijn daarom gemarkeerd met een knipperend of vast licht. De afwisseling van licht en donker vormt een bepaald karakter waardoor het lichtpunt herkenbaar is. Het lichtkarakter is terug te vinden op de waterkaart. Hierdoor kun je ook in het donker of bij mist de weg vinden. Het licht herhaalt zich telkens na enkele seconden. Dat is de periode. Deze wordt aangeduid met bijvoorbeeld 4s, 5s, 8s ofwel 4, 5 of 8 seconden. Bepaalde flikkeringen herhalen zich een aantal malen, dat staat tussen haakjes. Dus bijvoorbeeld (3) betekent dat er telkens 3 flikkeringen zijn. Er bestaan vele soorten lichtkarakters. De tabel hoef je niet uit het hoofd te kennen. Maar de principes moet je wel snappen, want daarover worden vragen gesteld op het examen.

Isofaselicht (Iso) Dit is een licht waarvan het schijnsel even lang is als de duisternis. Je ziet hier een Iso 4s. Dat betekent dat het verschijnsel zich iedere 4 seconden herhaalt. Iso betekent ‘gelijk’. Het licht is dus net zo lang aan als uit. In dit geval 2 seconden aan en 2 seconden uit.

ISO 4 s

Hetzelfde type licht, maar nu is de periode 6 seconden. Dus 3 seconden aan en 3 seconden uit.

ISO 6 s

Flash (FL) Een Flash is een schitterlicht dat telkens 1 seconde brandt. Hier zie je een Fl 5s. Dat wil zeggen dat het verschijnsel zich iedere 5 seconden herhaalt. Je ziet hier daarom 1 seconde licht en 4 seconden duisternis.

FL 5 s

Dit is hetzelfde lichtkarakter als boven, maar nu herhaalt het zich elke 6 seconden.

FL 6 s

Longflash (LFL) Een Longflash brandt telkens 2 seconden. Hier zie je een LFL 8s. Dat wil zeggen dat je 2 seconden licht ziet, gevolgd door 6 seconden duisternis.

LFL 8 s

Onderbroken licht (Oc) is een licht waarvan het schijnsel langer is dan de verduistering. Elke periode gaat het licht 1 à 1,5 seconde uit. Hier zie je een Oc 8s. Dat betekent 7 seconden licht en 1 seconde duisternis.

Oc 8 s

Hetzelfde lichtkarakter, echter nu is de periodetijd 5 seconden.

Oc 5 s

Quick (Q) flitst 1 x per seconde.

Een Q is een flitslicht dat 1 keer per seconde flitst. Dit licht markeert een Noord-cardinale ton.

Q

Hier zie je een Q(3) 10s. Het is een Quick licht. Tussen haakjes staat (3). Dat betekent dat het licht 3 keer flitst. De periodetijd is hier 10 seconden. Na 3 flitsen is het licht dan ook 7 seconden uit.  Dit licht wordt gebruikt bij een Oost-cardinale ton.

Q(3) 10 s

Very Quick (VQ) flitst 2 x per seconde. Een Very Quick gaat 2 keer zo snel. Ofwel, hij flitst 2 keer per seconde. Ook dit licht markeert een Noord-cardinale ton.

VQ

Dit is een een Q(6) + LFL. Deze flitst telkens 6 keer. Daarna volgt een LFL. Hiermee wordt een Zuid-cardinale ton gemarkeerd.

Q (6) + LFL 15 s

Hier zie je 9 flitsen, gevolgd door duisternis tot de 15 seconden voorbij zijn. Dit licht markeert een West-cardinale ton.

Q (9) 15 s

6 snelle flitsen worden gevolgd door een LFL. Dit is een Zuid-cardinale ton.

VQ (6) + LFL 10 s

Dit is ook een West-cardinale ton.

VQ (9) 10 s

Fixed (F) een licht dat continu brandt. Dit is dus een vast licht.

F

De betekenis van lichten staat op de waterkaart van het betreffende vaargebied. Die betekenis hoef je voor het examen niet te kennen. Alleen bij de cardinale tonnen moet je de lichtkarakters leren. Morse (Mo) is een lichtkarakter gebaseerd op het morse-alfabet. Dit alfabet hoef je niet te leren. Het licht is hier niet afgebeeld. Voor het examen moet je alleen weten dat Mo staat voor ‘Morse’.

Cardinale tonnen hebben als topteken twee zwarte kegels die omhoog, omlaag, naar elkaar toe of van elkaar af wijzen. De ton heeft twee kleuren: zwart en geel. De zwarte kegels ‘wijzen het zwart aan’ op de ton. (Dus twee kegels die omhoog wijzen = het bovenste gedeelte van de ton is zwart.)

Cardinale tonnen worden ’s nachts gemarkeerd met de lichtkarakters Q of VQ. Als er meerdere obstakels bij elkaar in de buurt liggen, wordt het ene obstakel gemarkeerd met Q lichten en het andere obstakel met VQ lichten.

Herkennen Noord – Oost – Zuid – West – Cardinalen

Noord Cardinaal

Topteken: beide kegels omhoog

Kleur: boven zwart, onder geel

Licht: Q of VQ

Oost Cardinaal

Topteken: bovenste kegel omhoog, onderste omlaag

Kleur: boven en onder zwart, midden geel

Ezelsbrug: van de kegels kun je de letter O maken

Licht: Q (3) of VQ (3)

Zuid Cardinaal

Topteken: beide kegels omlaag

Kleur: boven geel, onder zwart

Licht: Q(6) LFL of VQ(6) LFL

West Cardinaal

Topteken: kegels wijzen naar elkaar

Kleur: zwart in het midden, boven en onder geel

Ezelsbrug: in de kegels kun je de letter W herkennen

Licht: Q(9) of VQ(9)

Ezelsbrug voor de lichten: denk aan de klok! Oost is 3 uur, zuid is 6 uur, west 9 uur.

Een cardinale ton moet je passeren aan de zijde van zijn naam.

Een noord cardinaal passeer je ten noorden van de ton, een zuid cardinale ton ten zuiden, en zo verder.

Zuid Cardinaal

Noord Cardinaal