Ga naar inhoud
Oefenexamen 8 ( KVB 2 )
examenprogramma 8 ( KVB 2 )
16 mei 2024
1.
Voor het oplossen van deze vraag kunt u gebruikmaken van het losse fragment van
kaart 1810, Markermeer, zuidelijk deel en van de variatie uit de kaart.
De in dit vraagstuk gegeven posities zijn 'ongeveer' en dienen slechts ter oriëntatie op het kaartfragment.
Markermeer:
U passeert om 10.00 uur op zeer korte afstand de boei E-A3 (ca 52°30' N / 005°11' E). U stuurt een kompaskoers van 050°. U loopt een vaart door het water van 6 knopen ( 6 zeemijl per uur). De wind is ZO, kracht 5 Beaufort. De drift schat u op 7°. Er staat geen stroom. Om 11.00 bepaalt u uw gegiste positie. Wat is uw BWK gedurende het afgelopen uur?
038 graden
040 graden
050 graden
2.
U vaart met uw schip een sluis binnen. U kunt kiezen om af te meren aan stuurboord of bakboord. U heeft de wind van achteren. Het schip heeft een linkse schroef. Welke lijn geeft u bij voorkeur als eerste uit?
Stuurboord achtertros
Bakboord achtertros
Stuurboord voortros
Bakboord voortros
3.
Tegen de betonningsrichting in varend in het Maritiem Betonningsstelsel Systeem A nadert u een ton die er als volgt uitziet: stomp van vorm, rood-groen-rood horizontaal gestreept met een rode cilinder als topteken. Om het hoofdvaarwater te volgen moet u deze ton?
Aan bakboord houden
Aan stuurboord houden
Onafhankelijk van bovengenoemde vaarrichting aan bakboord houden
4.
U vaart met een zeiljacht hoog aan de wind en ligt op het kompas een koers voor van 205°. De wind is krachtig en waait uit een westelijke richting; u schat de ondervonden drift op 15°. De variatie is 4° west. Er staat geen stroom. Welke koers zet u in de kaart om uw bestek bij te houden (regelmatig een gegiste positie te noteren)?
189 graden
199 graden
201 graden
5.
IJsselmeerzomerpeil komt overeen met?
NAP - 2 dm
NAP - 4 dm
NAP + 2 dm
NAP + 4 dm
6.
U verlaat de haven van Den Helder met bestemming Oudeschild op Texel. De voorliggende kompaskoers is 020°. Er staat een oostelijke stroom. Ten gevolge van de stroom wordt u 10° naar stuurboord weggezet. De variatie is 2° west. Welke koers moet u in de kaart zetten om het gegist bestek bij te houden?
011 graden
026 graden
033 graden
7.
U wilt afmeren aan lagerwal met de wind iets schuin van achter. U manoeuvreert het schip zo, dat het evenwijdig aan de kade komt te liggen om zodoende het schip naar de kade te laten drijven. Er is geen stroom. De beste volgorde voor het vastmaken van de landvasten is?
Achterspring, dan voorspring, achtertros en voortros
Achterspring, dan voortros, achtertros en voorspring
Achtertros, dan voorspring, achterspring en voortros
Voorspring, dan achterspring, voortros en achtertros
8.
In het RPR geldt het principe dat een klein schip verplicht is aan een ander schip de ruimte te laten die het nodig heeft om zijn koers te vervolgen en om te manoeuvreren. Het kleine schip mag niet verlangen dat het andere schip voor hem uitwijkt. Deze bewering is?
Juist
Niet juist
Maar ten dele juist
9.
Wanneer een warmtefront naar ons toetrekt dan?
Neemt de wind toe, krimpt de wind, stijgt de temperatuur, neemt de luchtvochtigheid toe, daalt de luchtdruk en verslechtert het zicht
Neemt de wind toe, ruimt de wind, stijgt de temperatuur, neemt de luchtvochtigheid toe, daalt de luchtdruk minimaal en is er een slecht zicht
Is de windkracht en windrichting constant, blijft de temperatuur constant, is de luchtvochtigheid hoog, daalt de luchtdruk minimaal en is er een matig zicht
10.
Bron tabel: Tabel waterhoogten op de waterkaart Waddenzee 1811-3 van de Hydrografische Dienst.
Wat is het verval bij Oude Schild op een dag met springtij?
1,2 m
1,3 m
1,5 m
11.
Lucht stoomt van gebieden met hoge druk naar gebieden met lage druk. Daarbij ontstaat op het noordelijk halfrond?
Een afwijking naar link
Een afwijking naar rechts
Soms een afwijking naar links en soms naar rechts
12.
Waardoor krijgt een luchtsoort zijn speciale eigenschappen?
Door verticale luchtbewegingen
Door de hoeveelheid bewolking
Door langdurig verblijf in een bepaald brongebied
13.
Twee kleine motorschepen naderen elkaar op tegengestelde koersen op de Maas in een bocht. Wat is juist?
Het opvarende schip verleent voorrang aan het afvarende schip
Het afvarende schip verleent voorrang aan het opvarende schip
Het schip dat de binnenbocht aan stuurboord heeft moet voorrang verlenen aan het andere schip
Het schip dat geen stuurboordwal houdt moet voorrang verlenen aan het schip dat wel stuurboorwal houdt
14.
De zeekaarten die gebruikt worden, moeten voortdurend worden bijgewerkt (gecorrigeerd). In welke publicaties, uitgegeven door de Nederlandse Hydrografische dienst, worden deze correcties in Nederland vermeld?
Notice to mariners
Berichten aan zeevarenden
Berichten aan de scheepvaart
15.
U vaart met staande mast (hoogte boven water 8 meter) in het Maaskanaal. Bij het kanaal staat vermeld: KP = Stuwpeil maas (SP). Het laatste stuwpeil op de Maas was SP = NAP + 76. De brug na de sluis is volgende de kaart H = 85 + KP. Hoeveel decimeter heeft u bij de passage van de brug over of komt u tekort om met staande mast onder de brug door te kunnen varen?
4 DM te kort
5 DM spelling
10 DM spelling
16.
Welke verlichting moet het achterste schip van een reeks gesleepte kleine schepen in de nacht voeren?
Boordlichten en heklicht
Wit rondom schijnend licht
Toplicht, boordlichten en heklicht
Wit rondom schijnend licht en heklicht
17.
Een klein schip vaart tegenstroom en wil een haven invaren. Stroomafwaarts varend komt een groot schip dat dezelfde haven wil invaren. Wat is juist?
Het stroomafwaarts varende schip mag direct de haven invaren, het tegenstrooms varende schip moet voorrang verlenen
Het tegenstrooms varende schip mag direct de haven invaren, het stroomafwaarts varende schip moet voorrang verlenen
Het stroomafwaarts varende schip moet eerst opdraaien en mag dan pas de haven invaren, het tegenstrooms varende schip mag de haven eerst invaren
18.
Met benedenrivier wordt bedoeld het gedeelte van de rivier waar?
Uitsluitend het getij merkbaar is
Uitsluitend de rivierafvoer merkbaar is
Zowel de rivierafvoer als het getij merkbaar is
19.
Gebruik het kaartfragment van de Waddenzee (Rede van Texel).
Wat is het lichtkarakter van de vuurtoren Kijkduin?
Fl(4)
Fl(4)20s
Fl(2)10s
Fl(2)20s
20.
U vaart met een motorboot waar het nagestreefde kanaalpeil NAP - 5 is. U komt bij een vaste brug waarbij in de kaart staat: H 30. Deze hoogte geldt bij kanaalpeil. Op de peilschaal bij de brug is af te lezen dat het waterpeil op dat moment NAP + 1 bedraagt. Uw motorboot is 2.20 meter hoog. Hoeveel ruimte is er nog boven het schip als u onder de brug vaart?
2 DM
4 DM
7 DM
21.
Klein zeilschip Y wordt opgelopen door klein zeilschip X. Voorbijlopen door X kan alleen met medewerking van Y. Wat moet er gebeuren?
Schip Y wijkt uit naar bakboord zodat X aan de lijzijde kan
Schip X wijkt uit naar stuurbord en passeert aan de lijzijde van schip Y
Schip Y wijkt uit naar stuurboord en Schip X passeert aan de loefzijde van Schip Y
22.
Om het kaartfragment van kaart 1811.3 (Waddenzee Westblad) in combinatie met de GPS te kunnen gebruiken moet in de GPS een chartdatum of kaartdatum worden ingevoerd. De GPS biedt ondermeer de onderstaande mogelijkheden. Welke moeten we voor het kaartfragment van de wadden gebruiken?
ED50
WGS 84
DGPS
23.
Indien er schepen uit Sardijngeul naderen wordt dit aangegeven op de radartoren in Vlissingen met een?
Wit schitterlicht
Geel schitterlicht
Rood schitterlicht
24.
Een goede stuurtafel?
Kent alleen maar positieve getallen
Kent alleen maar negatieve getallen
Kent alleen maar getallen tussen -4 en +4
Kent alleen maar getallen tussen -10 en +10
25.
U vaart op een prachtige zomerdag in de middag dicht langs de Nederlandse kust tussen IJmuiden en Den Helder. Volgens het weerbericht is de wind oost, matig tot zwak. U zeilt echter met een zwakke westenwind. Dit komt doordat?
Het weerbericht geen juiste voorspelling heeft gedaan
Zich een thermisch laag boven het strand heeft ontwikkeld
Zich een thermisch hoog boven het strand heeft ontwikkeld
Je naam
Je e-mailadres
Time is Up!
Time's up
Page load link
Ga naar de bovenkant