Ga naar inhoud
Oefenexamen 6 ( KVB 2 )
examenprogramma 6 ( KVB 2 )
16 mei 2024
1.
Een motorschip waarvan de motor is uitgevallen wordt gesleept. Doordat er geen schroefwater langs het roer stroomt luistert het schip slecht naar het roer. Op welke manier kan er onder rustige omstandigheden het beste worden gesleept?
Met 1 lange tros
Met 1 korte tros
Met 2 gekruiste korte trossen
2.
Om in de vaargeul te blijven moet u een grondkoers behouden van 292°. Er staat een matige ZW-wind. De drift die u daardoor ondervindt schat u op 10°. De stroomrichting is 157°. U schat dat u door de stroom 6° wordt weggezet. De variatie is 4° West, deviatie is +1°. Welke kompaskoers moet u varen om in de vaargeul te blijven?
285 graden
291 graden
299 graden
3.
Op 12 juni is het Nieuwe maan. Op 18 juni is het Eerste Kwartier. Met springtij is de HV rijzing 2,6m. Met doodtij is de HW rijzing 1,2. Met welke formule rekent u uit wat de rijzing op HW op 16 juni is?
2,6 - (2/6*(2,6-1,2))
2,6 - (4/6*(2,6 - 1,2))
2,6 - (5/6*(2,6 - 1,2))
4.
De lichten rood boven groen en een groen boordlicht zijn op de Westerschelde?
Toegestaan voor zeilschepen korter dan 20 meter
Voorgeschreven voor zeilschepen korter dan 20 meter
Voorgeschreven voor zeilschepen van 20 meter of langer
5.
U ziet in de hydrografische kaart het volgende teken. Dit betekent?
Gevaarlijke wrak, diepte onbekend
Wrak, niet gevaarlijk voor scheepvaart
Wrak, waarboven meer dan 10 meter water staat
6.
Het instellen van het juiste coördinaat referentiesysteem (datum) op uw GPS ontvanger is van belang voor?
Het kunnen bepalen van de klokfout van de ontvanger
Het kunnen volgen van de satellieten
Het kunnen berekenen van de GPS positie in de door u gebruikte zeekaart
7.
Als u zich in een druk gebied nabij een haven bevindt en u hebt marifoon aan boord, dan betekent dit?
Dat het aanbevolen wordt om uit te luisteren
Dat u altijd verplicht bent uit te luisteren
Dat het aanbevolen wordt om uit te luisteren en dat u tijdens beperkt zicht verplicht bent dat te doen
8.
Op één van de onderstaande binnenwater is het IALA-A- betonningssysteem van kracht. Welke binnenwater is dat?
De Westerschelde
De Oosterschelde
De Nieuwe Waterweg
9.
In Vlissingen is het LAT = NAP - 232 cm. In hoek van Holland is het LAT = NAP - 84cm. Wat kunnen we hieruit afleiden?
NAP is niet overal in Nederland gelijk
In hoek van Holland is het verval veel groter dan in Vlissingen
In Vlissingen is het verval veel groter dan in Hoek van Holland
10.
Als op een bepaalde plaats aangegeven wordt dat het LAT is NAP - 110 cm en dat op dat moment de rijzing 20 dm is, wat is dan de waterstand ten opzichte van NAP?
NAP - 90 cm
NAP + 130 cm
NAP + 90 cm
11.
Wie moet bij doorvaart van deze engte waar geen stroom loopt de weg vrijlaten? Gelijktijdige doorvaart is niet mogelijk?
Schip Henk, omdat het een klein schip is
Schip Henk, omdat het voor stroom vaart
Schip Julia, omdat schip Henk voor stroom vaart
12.
Een vaarwater waar stroom loopt, schepen elkaar met tegengestelde koersen naderen bij een engte, bocht of aanlegplaats die zo nauw is dat gelijktijdige doorvaart gevaar voor aanvaring kan opleveren, dan moet u?
Tegen stoom varende schip opdraaien
Tegen stroom varende schip gaande houden tot de tegenligger gepasseerd is
Voor stroom varende schip gaande houden tot de tegenligger gepasseerd is
13.
U ligt met uw motorschip in Vreeswijk binnen de Koninginnensluis. U vaart vandaar naar binnen de Grote Sluis in Vianen. U steekt daarvoor de Lek over volgens de rode lijn in de afbeelding van boven naar beneden. Met welk scheepvaartreglement of met welke scheepvaartreglementen heeft u onderweg te maken?
Alleen met het BPR
Alleen met het RPR
Eerst met het BPR, daarna met het RPR en dan weer BPR
Eerst met het RPR, daarna met het BPR en dan weer RPR
14.
Het Scheepvaartreglement Eemsmonding geldt in aanvulling op en in afwijking van?
De Bepalingen ter Voorkoming van Aanvaringen op zee
Het Binnenvaart Politie Reglement
Het Rijnvaart Politie Reglement
15.
De behouden ware koers is 276°. De drift wordt geschat op 5°. De windrichting is zuidwest. Wat wordt de ware koers?
271 graden
284 graden
269 graden
273 graden
16.
U wilt van de monding van de Gouwzee naar de Houtribsluizen bij Lelystad varen. De ware koers is 091º. De variatie 3º west. Wat is de te sturen kompaskoers?
080 graden
070 graden
096 graden
17.
Een werktuigelijk voortbewogen schip dat sleept en dat korter dan 50 meter is, moet voeren?
Één toplicht, boordlichten en een geel sleeplicht
Twee toplichten loodrecht onder elkaar, boordlichten en een geel sleeplicht
Twee toplichten loodrecht onder elkaar, boordlichten en een wit heklicht
18.
Een groot schip komt van open water en vaart een smal vaarwater in. Vlak voordat hij dit invaart, geeft hij het volgende geluidssein (3 korte stoten). Wat wil hij aangeven?
Ik sla achteruit
Niet passeren, ik kan niet manoeuvreren
Ik vaar een nevenvaarwater aan bakboord in
Ik vaar een nevenvaarwater aan stuurboord in
19.
U nadert een sluis. Uit de gegevens in de Almanak voor Watertoerisme deel 2 blijkt, dat aan uw zijde van de sluis het kanaalpeil gelijk is aan NAP + 1 dm en aan de andere zijde gelijk is aan NAP + 3 dm. De peilschaal bij de sluis geeft aan NAP -1 dm. De andere zijde van de sluis gelijk is aan KP. Uw schip zal dan bij het schutten in de sluis?
2 dm stijgen
4 dm stijgen
6 dm stijgen
20.
Het geluidssein
één lange stoot
betekent?
Attentie
Blijf weg
Ik ga bakboord uit
Ik ga stuurboord uit
21.
U vaart op een rivier en nadert een brug. In de kaart staat bij deze brug aangegeven
H27,
brughoogten in dm boven NAP. Op een brug aangebrachte peilschaal ziet u dat het rivierpeil is
NAP + 3 dm
. De hoogte van uw schip is
2.80 m
. Hoeveel dm spelling heeft u bij onderdoorvaart?
2 dm
4 dm
8 dm
- 4 dm
22.
Een klein zeilschip dat op een kanaal de stuurboordzijde van het vaarwater volgt en een op tegengestelde koers naderend groot schip dreigen in aanvaring te komen. Wie moet er voorrang verlenen?
Het grote schip, omdat het niet aan de stuurboordzijde vaart
Het grote schip, omdat het kleine schip de stuurboordwal volgt
Het kleine schip, omdat een klein schip voorrang moet verlenen aan een groot schip
23.
De windkracht kan aan de hand van de ingetekende isobaren op weerkaarten bepaald worden. Als de isobaren dicht bij elkaar liggen duidt dat op harde wind. De isobaren worden in weerkaarten ingetekend met een vaste interval van?
5 hPa
10 hPa
Dit verschilt per meteorologische dienst
24.
Op een wachtplaats van een sluis ligt een schip dat 2 blauwe kegels voert. Wat is juist?
Geen enkel schip mag naast dit schip liggen
Alleen schepen die zelf ook 1 blauwe kegel voeren, mogen naast dit schip ligplaats nemen
Alleen schepen die zelf ook 2 blauwe kegels voeren, mogen naast dit schip ligplaats nemen
25.
Wij bevinden ons in de invloedssfeer van een depressie op het noordelijk halfrond. De wind is zuidwest. In welke richting bevindt zich ongeveer het centrum van de depressie?
West
Oost
Zuidzuidoost
Noordnoordwest
Je naam
Je e-mailadres
Time is Up!
Time's up
Page load link
Ga naar de bovenkant