Ga naar inhoud
Oefenexamen 18 ( KVB 2 )
examenprogramma 18 ( KVB 2 )
16 mei 2024
1.
Op stromend water wilt u een haven aanlopen. U dient daartoe een grondkoers te varen van 134°. Er staat een krachtige dwarsstroom in de richting van 012°. U wordt daardoor 20° weggezet. De variatie is 4° West. De deviatie is +1°. Welke kompaskoers moet u sturen om de haven aan te lopen?
151 graden
157 graden
158 graden
2.
De ware koers op de kaart van Medemblik naar Stavoren is 054°. De variatie is -5°. De deviatie voor die koers is +3°. Er is geen drift. Uw te volgen koers volgens het kompas aan boord zal dan zijn?
056 graden
052 graden
048 graden
046 graden
3.
In de hydrografische kaart voor kunst -en binnenwateren komt een herkenbare kerk, als een tekening voor. Welke punt hiervan is de juiste positie van dit peilpunt?
Een top van de torenspits
De kleine cirkel in de voet van de kerk
Aan de onderzijde in het midden van het schip van de kerk
4.
Om in de vaargeul te blijven moet u een grondkoers behouden van 292°. Er staat een matige ZW-wind. De drift die u daardoor ondervindt schat u op 10°. De stroomrichting is 157°. U schat dat u door de stroom 6° wordt weggezet. De variatie is 4° West, deviatie is +1°. Welke kompaskoers moet u varen om in de vaargeul te blijven?
285 graden
291 graden
293 graden
5.
Kompaskoers is 045°. Variatie 2° west. Gebruik de afgebeelde stuurtafel. Wat is de ware koers?
040 graden
044 graden
046 graden
050 graden
6.
De WK is 235°. Variatie is 3° W. Deviatie is -2°. Wat is de kompaskoers?
230 graden
234 graden
238 graden
240 graden
7.
Klein motorschip X vaart op een hoofdvaarwater en wil rechtdoor. Groot zeilschip Y wil de haven verlaten en daarna naar bakboord. Wat bepaalt het BPR?
Schip Y mag bij het uitvaren medewerking verlangen van schip X. Schip X moet meewerken
Schip X moet voorrang verlenen aan schip Y omdat Y voor hem van stuurboord nadert
Schip X moet voorrang verlenen aan schip Y omdat X klein is en Y groot
Schip Y moet voorrang verlenen aan schip X omdat X op het hoofdvaarwater vaart
8.
In het vroege voorjaar vaart u op de Waddenzee. Volgens de 1800-kaart zou er in een bepaald gebied betonning aanwezig moeten zijn. U vindt echter geen betonning. Wat is er hoogst waarschijnlijk aan de hand?
De betonning is weggehaald omdat de vaargeul er niet meer is
De betonning is weggehaald vanwege ijsgang de zomer betonning moet nog geplaatst worden
De betonning is in onderhoud gedurende het onderhoud wordt er geen vervangende betonning neergelegd
9.
Het reductievlak van de kaarten van het IJsselmeer komt overeen met?
Lowest Astronomical Tide
IJsselmeer Zomerpeil
IJsselmeer Winterpeil
Normaal Amsterdams Peil
10.
Het weerbericht meldt de nadering van een warmtefront. Welk soort bewolking zal in de praktijk als eerste dat front aankondigen?
Cumulonimbus
Cirrus
Stratus
11.
In de 1800-kaart staat bij een licht 0c. Dit betekent dat dat licht in 1 periode?
Even lang aan als uit is
Langer aan dan uit is
Langer uit dan aan is
Ligt aan het soort lamp
12.
Julia ligt gemeerd aan de steiger en wil daarvan wegvaren. Wat is juist?
Julia vaart weg, Job moet voorrang verlenen
Julia vaart weg als Bram en Job zijn gepasseerd
Julia vaart weg, Bram wijkt naar bakboord en Job naar stuurboord
Bram is vanwege goede zeemanschap genoodzaakt aan te leggen
13.
Varend van zee landinwaarts ( met de vloedstroom mee) vindt men aan stuurboord?
Groen-witte tonnen
Rode stompe tonnen
Zwart-gele tonnen
Groene spits tonnen
14.
Na de passage van een koufront behorende bij een depressie kunt u in het algemeen het volgende verwachten?
Een stijging van de luchtdruk en een aantrekkende wind
Een daling van de luchtdruk en een afnemende wind
Een stijging van de luchtdruk en ene grote kans op langdurige regenval
15.
U ziet op de weerkaart een depressie naderen, waarvan de kern ten zuiden van uw positie zal passeren. Wat zal de wind in uw positie gaan doen?
Hij zal krimpen naar ZO via N naar NW
Hij zal gaan variëren uit westelijke richtingen
Hij zal nagenoeg wegvallen
16.
Een zuidwestelijke stroom heeft een richting van?
045 graden
135 graden
145 graden
225 graden
17.
Op de mercatorkaart is de afstand tussen 40° noorderbreedte en 50° noorderbreedte?
Groter dan de afstand tussen 20 graden noorderbreedte en 30 graden noorderbreedte
Kleiner dan de afstand tussen 20 graden noorderbreedte en 30 graden noorderbreedte
Even groot als de afstand tussen 20 graden noorderbreedte en 30 graden noorderbreedte
18.
Waardoor krijgt een luchtsoort zijn speciale eigenschappen?
Door de hoeveelheid bewolking
Door de verticale luchtbeweging
Door langdurig verblijf in een bepaalde brongebied
19.
Varend van zee landinwaarts ( met de vloedstroom mee) vindt men aan stuurboord?
Groen-witte tonnen
Rode stompe tonnen
Zwart-gele tonnen
Groene spits tonnen
20.
De pijl geeft het hoofdvaarwater aan. Welke scheidingston is bij X geplaatst?
1
2
3
21.
Het is doodtij. Wat zal in vergelijking tot spring tijdens hoogwater de diepte in de vaargeul zijn?
Even veel als bij hoogwater springtij
Meer dan bij hoogwater springtij
Minder dan bij hoogwater sprintij
22.
U ziet op de weerkaart een depressie naderen, waarvan de kern ten zuiden van uw positie zal passeren. Wat zal de wind in uw positie gaan doen?
Hij zal gaan ruimen van NO via Z naar Zw
Hij zal gaan krimpen van ZO via N naar NW
Hij zal gaan variëren uit westelijke richtingen
Hij zal nagenoeg wegvallen
23.
Wat is het lichtkarakter van een noordcardinale boei?
VQ of Q
VQ(3) 5s of Q(3) 10s
VQ(6)+LFI 10s of Q(6)+LFI 15s
24.
Wat betekent het als op de radartoren te Vlissingen een geel schitterlicht wordt getoond?
Er komt vaart van Antwerpen richting zee
Er komen schepen naar binnen via de Sardijngeul (Oostgat)
De loodsboot verlaat de Koopmanshaven van Vlissingen
25.
Springtij komt in Nederland voor ongeveer?
Eenmaal per 2 weken
2x per jaar, met name in het voor-en najaar
2x per dag
Je naam
Je e-mailadres
Time is Up!
Time's up
Page load link
Ga naar de bovenkant