Ga naar inhoud
Oefenexamen 13 ( KVB 2 )
examenprogramma 13 ( KVB 2 )
16 mei 2024
1.
Tegen de betonningsrichting in varend in het Maritiem Betonningsstelsel systeem A liggen aan bakboordzijde van uw schip?
Spitse groene tonnen
Spitse zwarte tonnen
Stompe rode tonnen
2.
P en Q zijn zeilschepen en naderen elkaar op bijna tegengestelde koersen. Zeilschip P ligt over stuurboordboeg, zeilschip Q ligt over bakboordboeg. Er is gevaar voor aanvaring. Wat is juist?
Q moet uitwijken en P moet koers en vaart behouden
P moet uitwijken en Q moet koers en vaart behouden
Beide zeilschepen moeten naar stuurboord uitwijken
Beide zeilschepen moeten, afhankelijk van de omstandigheden, naar stuurboord of naar bakboord uitwijken
3.
Een graad wordt onderverdeeld in?
360 minuten
100 minuten
60 minuten
4.
Een klein werktuigelijk voortbewogen schip en een klein door spierkracht voortbewogen schip sturen recht tegen elkaar in. Welk schip moet wijken?
Beide
Staat niet als zodanig beschreven
Het door spierkracht voortbewogen schip
Het kleine werktuigelijk voortbewogen schip
5.
Op de meeste GPS- en DGPS-ontvangers kunnen de positie coördinaten worden afgelezen tot in duizendste van minuten nauwkeurig. Bijvoorbeeld: 51°25.645' N 002°57.325' E. Een duizendste breedteminuut = ca. 1.85 m, een duizendste lengteminuut = ca. 1.10 m. Heeft deze aflezing van breedte- en lengteminuten tot op 3 cijfers achter de punt enig nut?
Voor een GPS-ontvanger wel, want de afwijking in de nauwkeurigheid van een met een GPS-ontvanger verkregen positie is in werkelijkheid niet meer dan 2 tot 5 meter
Voor een DGPS-ontvanger wel, want de afwijking in de nauwkeurigheid van een met een DGPS-ontvanger verkregen positie is in werkelijkheid niet meer dan 2 tot 5 meter
Het maakt niet uit of het een GPS-ontvanger of een DGPS-ontvanger betreft. In beide gevallen heeft het nut want de afwijking in de nauwkeurigheid is nooit meer dan 2 tot 5 meter
Zowel voor een GPS- als voor een DGPS-ontvanger heeft het absoluut geen nut want noch een GPS-ontvanger, noch een DGPS-ontvanger bereikt in werkelijkheid een nauwkeurigheid die beter is dan 50 meter
6.
Twee kleine motorschepen X en Y naderen elkaar met kruisende koersen. Wat moet er gebeuren?
Staat niet als zodanig omschreven
Y moet voorrang verlenen omdat X voor de wind vaart
Y moet voorrang verlenen omdat hij X aan bakboordzijde heeft
X moet voorrang verlenen, omdat hij Y aan stuurboordzijde heeft
7.
Op open water naderen twee motorboten elkaar met kruisende koersen, zodat gevaar voor aanvaring bestaat. Nu moet volgens het BPR?
Staat niet als zodanig in het BPR beschreven
Het schip voorrang verlenen, dat het andere aan bakboord heeft
Het schip voorrang verlenen, dat het andere aan stuurboord heeft
Beide uitwijken naar stuurboord en elkaar aan bakboord passeren
8.
Klein motorschip M en klein motorschip L naderen elkaar op tegengestelde koersen. Klein motorschip K nadert voor M over bakboord en voor L over stuurboord. Geen van de schepen volgt de stuurboordwal. Hoe is volgens het SRW de volgorde van voorrang?
Eerst mag M, dan K en als laatste L
Eerst mag K, dan L en als laatste M
Eerst mag M, dan L en als laatste K
Eerst mag K, dan M en als laatste L
9.
Welk van de onderstaande antwoorden is juist?
Y moet voorrang verlenen omdat hij van bakboord komt
Y moet voorrang verlenen omdat het een surfplank is
X moet voorrang verlenen omdat Y een surfplank is
X moet voorrang verlenen omdat de regel loef verleent voorrang aan lij van toepassing is
10.
Groot motorschip Ace hoort in een smal vaarwater, twee korte stoten op de hoorn te geven. Wat moet Bram doen?
Ace moet wijken naar stuurboord
Bram moet wijken naar bakboord
Bram moet wachten tot Ace voorbij is
Ace moet onmiddellijk ook twee korte stoten op zijn toeter geven
11.
Welke van de onderstaande beweringen is voor de getekende situatie juist? Er bestaat gevaar voor aanvaring. Wie moet er voorrang verlenen volgens het BPR?
Klein zeilschip Y, omdat surfer Z over bakboord surft
Surfer Z, omdat klein zeilschip Y van stuurboord nadert
Klein zeilschip Y, omdat schip Y loefwaarts van zeilplank Z vaart
Surfer Z, omdat surfer Z klein zeilschip Y oploopt
12.
In deze situatie, vrij vaarwater bij kruisende koersen, verleent?
Jaap voorrang; Job vaart immers over stuurboord
Jaap voorrang; Job vaart immers loefwaarts
Job voorrang; Job vaart immers lijwaarts
Job voorrang; Job heeft immers Jaap aan bakboord
13.
De GPS navigator is regelmatig gecontroleerd en is nauwkeurig. Ons log is ook goed gekalibreerd en gaf bij controle geen fouten. Wanneer we op de GPS kijken naar de 'course and speed' en we vergelijken dat met de log dan zien we een verschil dat oploopt tot meer dan 1 knoop. Wat is de reden van dit verschil?
De wind (drift)
De wind en de stroom
De stroom
14.
Twee roeiboten varen recht op elkaar af. Wie moet er wijken en waarom?
De roeiboot, die wind in vaart
De roeiboot, die de wind in de rug heeft
Beide roeiboten wijken naar bakboord uit en passeren elkaar dan aan stuurboord
Beide roeiboten wijken naar stuurboord uit en passeren elkaar dan aan bakboord
15.
Op GPS ontvangers kan de minimum elevatiehoek handmatig worden ingesteld of gebeurt deze instelling automatisch. Deze instelling dient om?
Een zo groot mogelijk aantal satellieten te kunnen ontvangen
Het voorkomen van signaalafscherming door grotere schepen of hoge gebouwen
Het effect van signaalverstoring door de atmosfeer en/of reflecties zo klein mogelijk te houden
Het aantal te benutten satellieten zo klein mogelijk te houden, waardoor er een snellere updating kan plaatsvinden
16.
Op stromend water wilt u naar een haven toe varen. U moet daarvoor een grondkoers van 134° varen. Er staat een krachtige dwarsstroom in de richting van 012°. U wordt daardoor 20° weggezet. De variatie is 4° west. Welke kompaskoers moet u sturen om naar die haven te varen?
116 graden
118 graden
119 graden
158 graden
17.
Op de Waddenzee kunnen wij volgens het gecombineerd cardinaal en lateraal systeem aan stuurboordzijde van de geulen, landinwaarts bevaarbaar voor de scheepvaart verwachten?
Steekbakens
Een groen drijfbaken met kegelvormig topteken
Een rood drijfbaken met stompvormig topteken
Een geel-zwart gekleurd stomp drijfbaken altijd voorzien van het geeigende cardinale topteken
18.
Klein zeilschip X wil klein werktuigelijk voortbewogen schip Y oplopen. Wat moet hier gebeuren?
Staat niet bepaald in SRW
Y moet koers en snelheid behouden
X moet aan bakboordzijde van Y oploeven
Y moet aan X ruimte geven zodat X aan stuurboordzijde kan oplopen
19.
U stuurt een kompaskoers van 040°. Variatie 3° West. Deviatie -3°. De wind is noordwest, drift 10°. Wat is uw BWK?
36 graden
44 graden
50 graden
20.
Gegeven: kompaskoers (KK) 265°, deviatie 4°E, variatie 3°W, drift over bakboord 7°. De behouden ware koers (BWK) met deze gegevens is?
247 graden
249 graden
259 graden
270 graden
21.
Wat is de betekenis van deze groen geschilderde ton?
Aanduiding van een wrak
Aanduiding van ankers, kabels en kettingen onder water
Aanduiding van de stuurboordzijde van een vaarwater in de betonningsrichting
Aanduiding van de bakboordzijde van een vaarwater in de betonningsrichting
22.
U beschikt over een GPS en een log. Op beide instrumenten kunt u de snelheid aflezen. Varend op zee constateert u dat het log een hogere waarde aangeeft dan de GPS. Uw conclusie hierbij is?
Het verschil wordt veroorzaakt door stroom tegen
Uw snelheid over de grond is groter dan uw snelheid door het water
Het schoepje van uw log zou door zeewier minder precies kunnen werken
Omdat de GPS haar snelheid berekent met behulp van satellieten is die waarde minder betrouwbaar
23.
We varen een behouden ware koers van 016°. Er staat een oostenwind. De drift wordt geschat op 5°. Wat wordt de ware koers?
20 graden
21 graden
22 graden
23 graden
24.
Welk topteken heeft een cardinale boei die aangeeft 'veilig vaarwater aan de zuidzijde'?
Topteken 1
Topteken 2
Topteken 3
Topteken 4
25.
Het topteken is van een boei af. De kleuren van een boei zijn: geel-zwart-geel. Het veilige vaarwater ligt aan de?
Zuidzijde
Westzijde
Oostzijde
Noordzijde
Je naam
Je e-mailadres
Time is Up!
Time's up
Page load link
Ga naar de bovenkant