Oefenexamen 11 ( KVB 1 ) – Cursus Vaarbewijs

examenprogramma 11 ( KVB 1 )

Beste cursist,

Het theorie-examen duurt 60 minuten en bestaat uit 40 meerkeuzevragen. We hebben bewust geen TIMER toegevoegd in onze software, je hebt namelijk tijd genoeg tijdens het examen. De timer vinden wij teveel en onnodig afleiden. Probeer juist niet te haasten en lees de examenvragen extreem goed, haast je vooral niet. Je ontvangt een examen ready bericht, als je klaar bent voor het examen.

Tip 11: We kunnen het niet vaak genoeg zeggen, lees de vragen tijdens het examen extra goed door.

1. Op de linkeroever van een rivier worden kribbakens aangetroffen met als topteken een?

Bol

Driehoek met punt naar beneden

Driehoek met punt naar boven

2. Welke van de afgebeelde vestlabels zijn reddingsvesten?

Label 1, 2, 3 en 4

Label 1, 2 en 3

Label 3 en 4

Label 2, 3 en 4

3. Vanaf welke leeftijd mag een zeilschip van 10 meter lengte worden bestuurd?

14 jaar

16 jaar

17 jaar

18 jaar

4. De veerpont mag pas oversteken als?

Het kleine schip gepasseerd is

Het grote schip gepasseerd is

Het kleine en het grote schip gepasseerd zijn

Bij de oversteek geen enkel schip of klein schip van koers moet wijzigen

5. Een groot schip wil vertrekken. Een groot schip?

Moet hierbij voorrang krijgen van andere schepen

Mag hierbij medewerking verlangen van andere schepen

Mag hierbij geen medewerking verlangen van andere schepen

6. Je nadert een vaste brug met meerdere doorvaart-openingen. Boven één van de openingen staan deze tekens. De doorvaart door deze opening wordt aanbevolen uit?

Beide richtingen

Uitsluitend jouw richting

Uitsluitend de andere richting

7. Je vaart met een sleep. Hoe handel je bij voorkeur, voordat je een sluis in vaart?

Sleepdraden inkorten

Sleepdraden opvieren

Sleepdraden los maken

8. Een klein zeilschip en een groot motorschip naderen elkaar op tegengestelde koersen. Wie moet voorrang verlenen?

Het kleine zeilschip

Het grote motorschip

Beiden moeten naar stuurboord uitwijken

9. U heeft aangelegd en stapt van boord af voordat u het schip verlaat zorgt u ervoor dat?

Geen enkele afsluiter dichtzicht

Alle buitenboordsafsluiters zijn gesloten

De buitenboordafsluiter van de motor is dichtgedraaid

10. Een schip dat een rode wimpel voert heeft het recht van voorrang bij?

Uitsluitend sluizen

Zowel bruggen als sluizen

Zowel bruggen, sluizen en stuwen

11. 3 kleine schepen naderen elkaar. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Wat is de volgorde van doorvaren?

1,2,3

3,1,2

2,1,3

3,2,1

12. Vooruit varend bij roer aan bakboordzijde zullen de krachten die op het roerblad werken het?

Voorschip naar stuurbord laten draaien

Achterschip naar bakboord laten draaien

Achterschip naar stuurbord laten draaien

13. Hoe moet een radarreflector worden opgehangen?

Maakt geen verschil

Met de punt naar voren en naar achter

Zoals op afbeelding 2, recht van onder

Zoals op afbeelding 1, met de punt naar boven en naar beneden

14. U nadert een sluis. Uit de gegevens in de Almanak voor Watertoerisme deel 2 blijkt, dat aan uw zijde van de sluis. Het kanaalpeil gelijk is aan NAP + 1DM en aan de andere zijde gelijk is aan NAP + 3DM. De peilschaal bij de sluis geeft aan NAP - 1DM. De andere zijde van de sluis is gelijk aan KP. Uw schip zal dan bij het schutten van de sluis?

2 DM stijgen

4 DM stijgen

6 DM stijgen

15. U wilt afmeren aan lagerwal met de wind iets schuin van achter. U manoeuvreert het schip zo, dat het evenwijdig aan de kade komt te liggen om zodoende het schip naar de kade te laten drijven. Er is geen stroom. De beste volgorde voor het vastmaken van de landvasten is?

Achterspring, dan voorspring, achtertros en voortros

Achterspring, dan voortros, achtertros en voorspring

Achtertros, dan voorspring, achterspring en voortros

Voorspring, dan achterspring, voortros en achtertros

16. Wie moet er voorrang verlenen?

Ace, want Ace heeft Job aan stuurboord

Job, want hij heeft de buitenbocht aan stuurboord

Ace, want hij heeft de binnenbocht aan stuurboord

Niet bepaald, voorrang verlenen volgens goede zeemanschap

17. U heeft een tweedehands snelle motorboot gekocht. De boot is al voorzien van een registratienummer. Mag u zo gaan varen?

Nee, de registratie van de boot moet eerst op uw naam worden gesteld

18. Een 'klein schip' is volgens het BPR een schip waarvan de lengte minder bedraagt dan?

20 meter

7 meter

12 meter

19. Aan boord van een schip moet een bijgewerkt exemplaar van het geldige Binnenvaartpolitiereglement aanwezig zijn. Hoe moet dit reglement op ieder moment geraadpleegd kunnen worden?

Papier

Digitaal

Op papier of digitaal

20. Midden op een meer wordt een klein zeilschip opgelopen door een klein motorschip. Wat geldt hier?

Het motorschip passeert aan stuurboord

Het motorschip passeert aan bakboord

Het motorschip mag aan beide zijden passeren

Het motorschip wacht tot het kleine zeilschip is uitgeweken

21. Welke soort ''stootwillen'' mogen in sluizen niet worden gebruikt en waarom mag dat niet?

Plastic stootwillen omdat deze gemakkelijk kapot gaan

Houten wrijfhouten omdat deze kunnen versplinteren

Autobanden omdat deze onder water kunnen gaan zwerven

Stootwillen van touw omdat deze te dun zijn

22. U vaart op een rivier en nadert een brug. In de kaart staat bij deze brug aangegeven H 23: brughoogten in dm boven NAP. Op een bij de brug aangebrachte peilschaal ziet u dat het rivierpeil is NAP + 2 DM. De hoogte van uw schip is 2 meter. Hoeveel DM speling heeft u bij onderdoorvaart?

1 DM

2 DM

3 DM

4 DM

23. Een klein motorschip vaart in het midden van een breed kanaal. Er nadert al opkruisend een klein zeilschip. Wat is juist?

Het kleine motorschip moet voorrang verlenen aan het kleine zeilschip waar het kleine motorschip ook vaart in het kanaal

Het kleine zeilschip moet voorrang verlenen aan het kleine motorschip omdat het geen stuurboordwal houdt en kleine zeilschepen dan aan kleine motorschepen voorrang moeten verlenen

Het kleine motorschip moet voorrang verlenen aan het kleine zeilschip omdat het geen stuurboordwal houdt en kleine motorschepen dan aan kleine zeilschepen voorrang moeten verlenen

24. Een korte stoot is een geluidssignaal gedurende ongeveer?

1 seconde

2 seconden

3 seconden

25. Twee accu's zijn zo geschakeld dat de spanning tussen P en Q gelijk is aan?

6 V

12 V

24 V

48 V

26. Het geven van geluidsseinen bij het naderen op tegengestelde koersen waarbij men stuurboord op stuurboord wil varen en het blauwe bord wordt getoond, is?

Altijd verplicht

Nooit verplicht, alles moet per marifoon

Slechts verplicht zodra te vrezen is dat de bedoeling niet is begrepen

27. Een klein motorschip nadert een engte. Op tegengestelde koersen nadert een groot zeilschip dat de engte bezeild heeft. Wat is juist?

Het kleine motorschip moet voorrang verlenen aan het grote zeilschip omdat het grote zeilschip de engte bezeild heeft

Het kleine motorschip moet voorrang verlenen aan het grote zeilschip omdat kleine schepen voorrang moeten verlenen aan grote schepen

Het grote zeilschip moet voorrang verlenen aan het kleine motorschip omdat een zeilschip voorrang moet verlenen aan een motorschip

28. Dit is een?

Een koppelstuk voor de dieselleiding

Een schotdoorvoer voor de gasleiding

Een verbindingsstuk voor de bliksemafleider

29. Welk schip moet tijdens slecht zicht het geluidssein ''een lange stoot en 4 korte stoten'' geven?

Een varende veerpont

Een stilliggend zeegaand schip

Een niet-vrijvarende veerpont die op rader vaart

Een niet-vrijvarende veerpont die niet op rader vaart

30. Langszij van een kade of steiger wordt afgemeerd met?

Twee dwarstrossen

Een voortros en achtertros

Een voortros, een voorspring, een achterspring en een achtertros

31. Je komt met klein zeilschip Job in een nauwe bocht groot schip Bram tegen. Wat moet je dan doen?

Wachten tot Bram voorbij is

Je gaat aan bakboordzijde varen

Doorvaren want je hebt de buitenbocht aan stuurboordzijde

32. Bij het uitwijken op ruim stromend water (niet bij een vernauwing of een engte) dient men?

Te weten dat voor stroom altijd voorrang heeft

Heel goed rekening te houden met de stroomrichting

Heel goed rekening te houden met de stroomrichting en stroomsterkte

Te weten dat het op open water niet uit maakt of er een zekere stroom staat

33. Bij een engte, waar stroom loopt, een klein schip voor stroom nadert en een groot schip nadert tegen stroom, waarbij gevaar voor aanvaring bestaat, dan wijkt het?

Grote schip

Kleine schip

Grote schip als het niet geladen is

Kleine schip als het korter is dan 12 meter

34. Stel je vaart met een groot schip aan de stuurboordzijde van ondiep en relatief smal vaarwater. Wat gebeurt er met de voorkant van je schip wanneer je te hard vaart?

Deze zal naar het stuurboord van het vaarwater afwijken

Deze zal naar het bakboord van het vaarwater afwijken

Deze zal naar het midden van het vaarwater afwijken

35. Welke bewering voor deze situatie is juist?

Bram moet voorrang verlenen omdat hij bakboord vaart

Klein schip Job moet voorrang verlenen omdat het een klein schip is

Bram moet voorrang verlenen omdat klein schip Job van bakboord nadert

36. Stel een schip heeft een dubbele schroef. Door een defect stopt de bakboordschroef ermee. Wat moet je nu doen om een rechte koers te blijven varen?

Het roer midscheeps houden

Bakboord roer geven

Stuurboord roer geven

37. Zeilplank X kruist de koers van een klein motorschip Y dat een klein zeilschip sleept. Wie moet er voorrang verlenen?

X omdat Y sleept

Y omdat X van stuurboord komt

X alleen als Y een geluidssein geeft

Y omdat hij de zeilplank voorrang moet verlenen

38. Je komt bij een aanlegplaats maar daar is geen ruimte. Mag je naast een ander schip gaan liggen?

Nee, dat mag nooit

Als de ander dat niet wil, mag dat niet

Je stuurt een ieder weg en kiest zelf ligplaats

Ja, de ander moet toelaten dat jij aan zijn schip afmeert en over zijn schip naar de wal gaat

39. X is een roeiboot, Y is een klein motorschip. Wie moet voorrang verlenen en waarom?

X moet voorrang verlenen, want Y vaart stuurboordwal

X moet voorrang verlenen, een klein motorschip gaat voor een roeiboot

Y moet voorrang verlenen, want een roeiboot gaat voor een motorschip

Y moet voorrang verlenen, want een klein motorschip moet altijd aan een roeiboot voorrang verlenen

40. Wat betekent dit scheepvaartbord?

Aanbeveling aan stuurboord te passeren

Aanbeveling aan bakboord te passeren

Aanbeveling binnen de aangegeven begrenzing te varen

Je naam

Je e-mailadres

Time is Up!

Time's up