Ga naar inhoud
(KVB1) Voorrangsregels TEST
Voorrangsregels TEST
16 mei 2024
1.
In een smal vaarwater kruist klein zeilschip met de naam 'Voor de wind'. Het tegemoetkomend klein motorschip Job volgt niet de stuurboordzijde van het vaarwater. Wie moet volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) voorrang verlenen?
Klein motorschip Job
Klein zeilschip 'Voor de wind'
Beide schepen moeten naar stuurboord
Dit is niet geregeld in het Binnenvaartpolitiereglement (BPR)
2.
Klein motorschip Ger volgt de stuurboordzijde van de betonde vaargeul. Van buiten de vaargeul nadert motorschip Arend, die 18 meter lang is en een gele ruit voert. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Wat bepaalt het Binnenvaartpolitiereglement (BPR)?
Klein schip Ger moet voorrang verlenen
Beide schepen moeten naar stuurboord uitwijken
Schip Arend moet voorrang verlenen, omdat schip Ger van stuurboord nadert
Schip Arend moet voorrang verlenen, omdat schip Ger de stuurboordzijde van de betonde vaargeul volgt
3.
Wie moet voorrang verlenen om een aanvaring te voorkomen?
Ace omdat het een motorschip is
Job omdat het het vaarwater oversteekt
Job omdat het het zeil over stuurboord heeft
4.
Jaap is een kabelpont die weg is gevaren. Anita is een klein zeilschip. Wie moet stoppen?
Jaap moet stoppen voor alle andere schepen
Anita moet stoppen, kabelponden gaan altijd voor
Jaap moet stoppen voor een zeilend schip
Anita moet wachten. Ponden hebben voorrang op kleine zeilende schepen
5.
Een klein motorschip nadert op tegengestelde koers een groot motorschip dat een blauw bord toont. Achter het grote motorschip komt een 4-baksduwstel aan, achter het kleine schip komt een groot motorschip aanzetten. Wat is juist?
Het kleine motorschip is verplicht om het blauwe bord op te volgen en verplicht het vaarwater over te steken
Het blauwe bord mag uitsluitend getoond worden ten opzichte van grote schepen, een klein schip mag niet reageren op het blauwe bord
Het kleine motorschip moet voorrang verlenen aan het grote motorschip met het blauwe bord, bijvoorbeeld door aan stuurboordzijde buiten de betonning te gaan varen
6.
Klein zeilschip Daan wil wegzeilen van hogerwal. Een klein motorschip Rick komt aanvaren. Wat geldt hier volgens het BPR?
Daan mag wegvaren omdat hij van stuurboordwal vertrekt
Daan moet wegvaren om voor Rick het vaarwater vrij te maken
Daan moet wachten met wegvaren totdat Rick voorbij is
Daan mag wegvaren want Rick is een motorschip
7.
Hoe wordt het veiligst gehandeld om met een kleine motorschip in een kanaal een aantal laverende zeilschepen voorbij te lopen?
Stuurboordwal houden
Zo snel mogelijk voorbij lopen
Aan ieder zeilschip voorrang verlenen
Bakboordwal houden
8.
Julia wil van de steiger afvaren. Wat is juist?
Bram moet wachten
Job moet wachten
Bram en Job dienen te wachten tot Julia weg is
Bram en Job mogen ongehinderd doorvaren. Julia moet wachten
9.
Met wat voor koers naderen de hier getekende schepen elkaar?
Tegengestelde koersen
Kruisende koersen
Oplopende koersen
Naderende koersen
10.
Bram is een klein zeilschip en Ace is een groot schip. Wat moet Bram doen in deze situatie, als Ace een blauw bord toont?
Bram gaat voor want Ace houdt geen stuurboordwal
Bram moet meteen stoppen en 4 korte stoten op zijn toeter geven
Bram moet uitwijken naar stuurboord want Ace is een groot schip
Bram moet uitwijken naar bakboord want hij mag niet tussen Ace en diens bakboordwal inkomen
11.
Wat is in deze situatie de volgorde van voorrang verlenen?
Bram, Job en Ace
Ace, Job en Bram
Job, Ace en Bram
Job, Bram en Ace
12.
Groot schip Ace wil afvaren en ziet klein zeilschip Job naderen. Hoe moet er gehandeld worden?
Ace verleent voorrang want Job is een zeilschip
Job verleent voorrang want Ace is een groot schip
Ace wacht tot Job voorbij gevaren is en mag dan pas afvaren
Job wijkt geheel uit naar bakboordwal, zodat Ace zijn koers ongestoord kan vervolgen
13.
Als een groot schip en een roeiboot recht op elkaar afvaren, wie moet er voorrang verlenen? Geen van beide vaart stuurboordwal.
Rick
Daan
Beide schepen moeten naar bakboord uitwijken
Beide schepen moeten naar stuurboord uitwijken
14.
In deze tekening ontmoeten 2 kleine zeilschepen elkaar in een geopende brug, die niet bediend wordt door seinen. Wie verleent voorrang en waarom?
Job verleent voorrang: Ace was eerder
Job verleent voorrang: Ace heeft het bezeild
Ace verleent voorrang: Job vaart over stuurboord
Ace verleent voorrang: Job is loef na de overstag van Ace
15.
Daan wil wegvaren. Moet Rick nu voorrang verlenen?
Wordt niet in het BPR geregeld
Nee, want Daan moet wachten met wegvaren totdat Rick gepasseerd is
Ja, want een klein schip moet voorrang verlenen aan een ander klein schip dat wil vertrekken
Ja, want een klein door spierkracht voortbewogen schip moet voorrang verlenen aan een klein zeilschip
16.
Wie moet voorrang verlenen om een aanvaring te voorkomen?
Bram omdat het een motorschip is
Ace omdat het het vaarwater oversteekt
Ace omdat het het zeil over stuurboord heeft
17.
Je komt met klein zeilschip Job in een nauwe bocht groot schip Bram tegen. Wat moet je dan doen?
Wachten tot Bram voorbij is
Je gaat aan bakboordzijde varen
Doorvaren want je hebt de buitenbocht aan stuurboordzijde
18.
Schip Ruud twijfelt of hij een oplopende dan wel kruisende koers vaart?
Hij moet handelen als bij een kruisende koers
Hij moet handelen als bij een oplopende koers
Hij moet afwijken van het hier voor geldende artikel van het BPR
Hij mag zelf bepalen of hij een oplopende danwel kruisende koers vaart
19.
Wie moet er voorrang verlenen?
Ace, want Ace komt uit een nevenvaarwater
Job, want hij heeft Ace aan zijn stuurboordzijde
Niet bepaald, wijken volgens goede zeemanschap
Job, want Job is een klein schip en Ace is een groot schip
20.
Een klein door spierkracht voortbewogen schip en een groot zeilschip naderen elkaar op tegengestelde koersen. Wie moet voorrang verlenen?
Het grote zeilschip
Beiden moeten naar stuurboord uitwijken
Het kleine door spierkracht voortbewogen schip
21.
Welke bewering voor deze situatie is juist?
Bram moet voorrang verlenen omdat hij bakboord vaart
Klein schip Job moet voorrang verlenen omdat het een klein schip is
Bram moet voorrang verlenen omdat klein schip Job van bakboord nadert
22.
Wie moet er voorrang verlenen en waarom? Geen van beide vaart stuurboordwal?
Daan, want die is minder manoeuvreerbaar
Rick, want een roeiboot moet voor alle schepen uitwijken
Daan, want een groot schip verleent voorrang aan een roeiboot
Rick, want een klein schip verleent voorrang aan een groot schip
23.
Geen van beide kleine schepen varen stuurboordwal, Julia is een zeilboot en Anita een motorschip. Wie moet voorrang verlenen?
Klein motorschip Anita
Klein zeilschip Julia
Handelen naar goed zeemanschap
Beide kleine schepen moeten naar stuurboord uitwijken
24.
Klein zeilschip Bram loopt het kleine door spierkracht voortbewogen schip Ace op. Hoe dient gehandeld te worden?
Bram passeert aan bakboordzijde van Ace. Ace wijkt uit naar stuurboord
Bram passeert aan stuurboordzijde van Ace. Ace wijkt uit naar bakboord
25.
Welke van deze twee roeiboten moet voorrang verlenen?
Bram, want Ace komt van stuurboord
Ace, want Bram roeit met twee man meer
Ace, want Bram komt van bakboord
Beide roeiboten moeten naar stuurboord uitwijken en elkaar dan passeren
26.
Mag Bram keren?
Ja, Bram brengt Job daardoor niet in gevaar
Ja, want Job en Bram zijn gelijksoortige schepen
Nee, Bram mag niet keren als hij aan stuurboordwal vaart
Nee, Bram mag niet keren als Job daardoor sterk zijn koers of snelheid moet wijzigen
27.
Schip Daan moet koers en snelheid behouden. Schip Anita, dat voorrang moet verlenen, bevindt zich inmiddels zo dicht bij schip Daan dat aanvaring niet alleen door schip Anita vermeden kan worden. Schip Daan moet thans?
Het geluidssein lang kort geven
Koers en snelheid blijven behouden
Een geluidssein van één korte stoot geven
Maatregelen nemen ter voorkoming van aanvaring
28.
In deze situatie, vrij vaarwater bij kruisende koersen, verleent?
Jaap voorrang; Job vaart immers over stuurboord
Jaap voorrang; Job vaart immers loefwaarts
Job voorrang; Job vaart immers lijwaarts
Job voorrang; Job heeft immers Jaap aan bakboord
29.
Twee grote zeilschepen naderen elkaar op tegengestelde koersen op een meer. Wat is juist?
Beide grote zeilschepen moeten uitwijken naar stuurboord
Beide grote zeilschepen moeten uitwijken naar bakboord
Het zeilschip dat over stuurboordboeg ligt moet voorrang verlenen aan het zeilschip dat over bakboordboeg ligt
Het zeilschip dat over bakboordboeg ligt moet voorrang verlenen aan het zeilschip dat over stuurboordboeg ligt
30.
Een klein motorschip en een klein zeilschip (zeilend over stuurboordboeg) sturen recht tegen elkaar in. Wie moet voorrang verlenen?
Staat niet in BPR
Het kleine zeilschip
Het kleine motorschip
Beide moeten uitwijken
31.
In de getekende situatie loopt schip Ace schip Bram op en voorbij. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Wie moet voorrang verlenen?
Schip Bram omdat schip Ace van stuurboord nadert
Schip Ace omdat schip Ace schip Bram op- en voorbij loopt
Schip Bram omdat schip Bram loefwaarts van schip Ace vaart
32.
Twee kleine motorschepen naderen elkaar op tegengestelde koersen op de Maas in een bocht. Wat is juist?
Het opvarende schip verleent voorrang aan het afvarende schip
Het afvarende schip verleent voorrang aan het opvarende schip
Het schip dat de binnenbocht aan stuurboord heeft moet voorrang verlenen aan het andere schip
Het schip dat geen stuurboordwal houdt moet voorrang verlenen aan het schip dat wel stuurboorwal houdt
33.
Een klein motorschip dat niet door zijn diepgang gebonden is aan een vaargeul vaart in de vaargeul. Van stuurbord nadert een klein zeilschip dat de vaargeul wenst te kruisen. Er dreigt gevaar voor aanvaring. Wie moet voorrang verlenen?
Staat niet als zodanig beschreven
Beide kleine schepen moet naar stuurboord uitwijken
Het kleine motorschip moet voorrang verlenen aan het kleine zeilschip
Het kleine zeilschip moet voorrang verlenen aan het kleine motorschip
34.
Met welke hoek kunt u het beste varen als de stroom staat zoals aangegeven?
Boot 1
Boot 2
Boot 3
Boot 4
35.
Als bij een engte, waar stroom loopt, een klein schip voor stroom nadert en een groot schip nadert tegen stroom, waarbij gevaar voor aanvaring bestaat, dan wijkt het?
Kleine schip
Grote schip
Grote schip als niet geladen is
Kleine schip als korter dan 12 meter is
36.
Een klein werktuigelijk voortbewogen schip en een klein door spierkracht voortbewogen schip sturen recht tegen elkaar in. Welk schip moet wijken?
Beide
Staat niet als zodanig beschreven
Het door spierkracht voortbewogen schip
Het kleine werktuigelijk voortbewogen schip
37.
Wat is de juiste manier van oplopen van beide kleine zeilschepen in de afgebeelde situatie?
Ace mindert vaart en vervolgt zijn koers ( lijn 1 )
Koerslijn 2 volgen
Koerslijn 3 volgen
Koerslijn 4 volgen
38.
Groot schip Ace is alvast overgestoken om aan te leggen. Mag dat?
Ja, want het is een groot schip
Nee, want hij mag bij het oversteken niemand hinderen
Nee, want hij mag niet tussen klein zeilschip Job en diens stuurboordwal komen
Ja, als hij dit tijdig kenbaar maakt met het blauwe bord en het witte knipperlicht
39.
Hoe verloopt de hiernaast getekende vaarroute?
U komt uit een nevenvaarwater en vaart bij de splitsing het hoofdvaarwater in
U komt uit een nevenvaarwater en blijft na de splitsing in het nevenvaarwater
U komt uit het hoofdwater en vaart na de splitsing het nevenvaarwater in
U komt uit het hoofdwater en blijft na de splitsing in het hoofdwater
40.
Twee grote zeilschepen naderen elkaar op tegengestelde koersen in een breed kanaal. Beiden houden geen stuurboordwal. Wat is juist?
Beide zeilschepen moeten naar stuurboord uitwijken zodat ze elkaar bakboord op bakboord voorbij kunnen varen
Het zeilschip dat het kanaal niet bezeild heeft moet voorrang verlenen aan het zeilschip dat het kanaal bezeild heeft
Het zeilschip dat over stuurboordboeg zeilt moet voorrang verlenen aan het zeilschip dat over bakboordboeg zeilt
Het zeilschip dat over bakboordboeg zeilt moet voorrang verlenen aan het zeilschip dat over stuurboordboeg zeilt
41.
Een groot schip komt van open water en vaart een smal vaarwater in. Vlak voordat hij dit invaart, geeft hij het volgende geluidssein (3 korte stoten). Wat wil hij aangeven?
Ik sla achteruit
Niet passeren, ik kan niet manoeuvreren
Ik vaar een nevenvaarwater aan bakboord in
Ik vaar een nevenvaarwater aan stuurboord in
42.
In welke tekening is het 'in kiellinie' slepen juist weergegeven?
tekening 1
tekening 2
tekening 3
43.
Met klein zeilschip Ace kom je midden op een meer in aanvaring met een ander klein zeilschip Job, omdat de laatste het BPR niet juist toepaste. Was je zelf ook niet fout?
Nee, want Job had moeten uitwijken
Nee, want Job is een sneller schip dan Ace
Je weet het niet en laat de verzekering het uitzoeken
Ja, want je had al het mogelijke moeten doen om een aanvaring te voorkomen
44.
Klein zeilschip Ace wil klein motorschip Job oplopen. Wat moet hier gebeuren?
Staat niet bepaald in BPR
Job moet koers en snelheid behouden
Ace moet aan bakboordzijde van Job oplopen
Job moet aan Ace ruimte geven zodat Ace aan stuurboordzijde kan oplopen
45.
Een klein motorschip vaart in het midden van een breed kanaal. Er nadert al opkruisend een klein zeilschip. Wat is juist?
Het kleine motorschip moet voorrang verlenen aan het kleine zeilschip waar het kleine motorschip ook vaart in het kanaal
Het kleine zeilschip moet voorrang verlenen aan het kleine motorschip omdat het geen stuurboordwal houdt en kleine zeilschepen dan aan kleine motorschepen voorrang moeten verlenen
Het kleine motorschip moet voorrang verlenen aan het kleine zeilschip omdat het geen stuurboordwal houdt en kleine motorschepen dan aan kleine zeilschepen voorrang moeten verlenen
46.
Een klein motorschip en een groot motorschip naderen elkaar op tegengestelde koersen. Wie moet voorrang verlenen?
Het kleine motorschip
Het grote motorschip
Beiden moeten naar stuurboord uitwijken
47.
Bram (een groot motorschip) en Ace (een sleep) naderen elkaar op tegengestelde koersen, zo, dat gevaar voor aanvaring bestaat. Wat is juist?
Bram en Ace moeten naar stuurboord uitwijken
Ace wijkt naar stuurboord, Bram behoudt koers en snelheid
Bram geeft twee korte stoten toont het blauwe bord en een wit flikkerlicht aan stuurboord en wijkt uit naar bakboord
Bram moet naar stuurboord uitwijken, Ace behoudt koers en snelheid
48.
Wat voor koersen zijn dit?
Oplopende koersen
Kruisende koersen
Naderende koersen
Tegengestelde koersen
49.
Midden op een meer wordt een klein zeilschip opgelopen door een klein motorschip. Wat geldt hier?
Het motorschip passeert aan stuurboord
Het motorschip passeert aan bakboord
Het motorschip mag aan beide zijden passeren
Het motorschip wacht tot het kleine zeilschip is uitgeweken
50.
Schip Bram loopt schip Ace op en voorbij. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Wie moet voorrang verlenen?
Schip Ace, omdat schip Bram van stuurboord nadert
Ace, omdat schip Ace loefwaarts van schip Bram vaart
Schip Bram, omdat schip Bram schip Ace op- en voorbijloopt
Je naam
Je e-mailadres
Time is Up!
Time's up
Page load link
Ga naar de bovenkant