DEMO examen CBR Vaarbewijs 2 – Cursus Vaarbewijs

27 april 2024

Demo CBR proefexamen KVB 2

Dit is een officieel VAMEX vaarbewijs examen geweest in 2019.

De VAMEX examens vaarbewijs 2 bestaan uit 25 vragen tijdens uw examen.

Succes Team Vaarbewijs

1. Varend van zee landinwaarts ( met de vloedstroom mee) vindt men aan stuurboord?

Groen-witte tonnen

Rode stompe tonnen

Zwart-gele tonnen

Groene spits tonnen

2. Hoe kunnen we met behulp van de stroomatlas de richting van de stroom op een bepaald tijdstip op een bepaalde plaats vinden?

Door te kijken bij de getallen die boven de pijlen staan op de juiste plek op het juiste tijdstip

Door de richting af te lezen in een tabel in de stroomatlas op de juiste plek op het juiste tijdstip

Door de richting van de stroompijl af te lezen met een plotter of een parallellineaal op de juiste plek op het juiste tijdstip

3. Het is doodtij. Wat zal in vergelijking tot spring tijdens hoogwater de diepte in de vaargeul zijn?

Even veel als bij hoogwater springtij

Meer dan bij hoogwater springtij

Minder dan bij hoogwater sprintij

4. In de Nederlandse hydrografische kaarten gebruikt men als reductievlak van de kaart de LAT. Hoe komt dit tot stand?

Door alle LW-standen van de laatste 5 jaar te middelen

Door alle LW standen bij springtij te middelen

Door alle maandelijkse laagste LW-standen van de laatste 5 jaar te middelen

Door berekening van de laagst ,ogelijke waterstand op basis van de standen van de zon en maan

5. BWK is 090%, drift 5%, deviatie +7% en variatie 3% west. Er staat geen stroom. De wind is noord. Wat is uw kompaskoers?

099%

086%

081%

6. Het instellen van het juiste coördinaat referentiesysteem (datum) op uw GPS ontvanger is van belang voor?

Het kunnen volgen van de satellieten

Het kunnen bepalen van de klokfout van de ontvanger

Het kunnen berekenen van de GPS positie in de door u gebruikte zeekaart

Het kunnen berekenen van de juiste PDOP

7. De variatie op een bepaalde compensatie op aarde is?

Overal op aarde gelijk

Afhankelijk van de voorliggende kompaskoers

Afhankelijk van de compensatie van het kompas

Afhankelijk van die plaats op aarde en het actuele jaar

8. De getijstromen op de Dollard veranderen van richting?

Ieder uur

Om de ongeveer 6 uur

Om de ongeveer 12 uur

Om het etmaal

9. U ziet op de weerkaart een depressie naderen, waarvan de kern ten zuiden van uw positie zal passeren. Wat zal de wind in uw positie gaan doen?

Hij zal gaan ruimen van NO via Z naar Zw

Hij zal gaan krimpen van ZO via N naar NW

Hij zal gaan variëren uit westelijke richtingen

Hij zal nagenoeg wegvallen

10. Een zuidwestelijke stroom heeft een richting van?

045 graden

135 graden

145 graden

225 graden

11. Op de staande rand worden?

Uitsluitend posities afgepast

Uitsluitend afstanden afgepast

Posities en afstanden afgepast

12. Op de mercatorkaart is de afstand tussen 40° noorderbreedte en 50° noorderbreedte?

Groter dan de afstand tussen 20 graden noorderbreedte en 30 graden noorderbreedte

Kleiner dan de afstand tussen 20 graden noorderbreedte en 30 graden noorderbreedte

Even groot als de afstand tussen 20 graden noorderbreedte en 30 graden noorderbreedte

13. Kompaskoers is 045°. Variatie 2° west. Gebruik de afgebeelde stuurtafel. Wat is de ware koers?

040 graden

044 graden

046 graden

050 graden

14. In een bepaald gebied gelden de volgende gegevens: HWS 3,3 m, HWD 2,6 m, LWS 0,3 m, LWD 1,0 m. Wat is de waterstand boven LAT op het tijdstip: 2 uur na HW, 3 dagen na Springtij? (gebruik de 1/7 regel voor het berekenen van de HW en LW waterstanden tussen Springtij en Doodtij en de 1/12 regel voor het berekenen van de rijzing, afronden op 1 decimaal)

Is 2,4 meter

Is 2,6 meter

Is 2,9 meter

Is 3,7 meter

15. De WK is 235°. Variatie is 3° W. Deviatie is -2°. Wat is de kompaskoers?

230 graden

234 graden

238 graden

240 graden

16. Op stromend water wilt u een haven aanlopen. U dient daartoe een grondkoers te varen van 134°. Er staat een krachtige dwarsstroom in de richting van 012°. U wordt daardoor 20° weggezet. De variatie is 4° West. De deviatie is +1°. Welke kompaskoers moet u sturen om de haven aan te lopen?

151 graden

157 graden

158 graden

17. Varend op stromend water stuurt u een kompaskoers van 100°. U veronderstelt dat u door de stroom 6° naar stuurboord wordt weggezet. De variatie bedraagt 4° West. De deviatie is -1°. Wat is uw grondkoers?

92 graden

98 graden

101 graden

18. De ware koers op de kaart van Medemblik naar Stavoren is 054°. De variatie is -5°. De deviatie voor die koers is +3°. Er is geen drift. Uw te volgen koers volgens het kompas aan boord zal dan zijn?

056 graden

052 graden

048 graden

046 graden

19. Op de mercatorkaart is de afstand tussen 40° noorderbreedte en 50° noorderbreedte?

Groter dan de afstand tussen 20° noorderbreedte en 30° noorderbreedte

Kleiner dan de afstand tussen 20° noorderbreedte en 30° noorderbreedte

Even groot als de afstand tussen 20° noorderbreedte en 30° noorderbreedte

20. Op 11 juni is de rijzing bij HW 2,4 en de rijzing bij LW 0,2. Het is om 11.00 uur hoog water. Met welke formule rekent u uit wat de rijzing om 13.00 uur is?

2,4 - (1/12 * (2,4 - 0,2))

2,4 - (2/12 * (2,4 - 0,2))

2,4 - (3/12 * (2,4 - 0,2))

2,4 - (4/12 * (2,4 - 0,2))

21. Het reductievlak van de kaarten van het IJsselmeer komt overeen met?

Lowest Astronomical Tide

IJsselmeer Zomerpeil

IJsselmeer Winterpeil

Normaal Amsterdams Peil

22. Het weerbericht meldt de nadering van een warmtefront. Welk soort bewolking zal in de praktijk als eerste dat front aankondigen?

Cumulonimbus

Cirrus

Stratus

23. Om in de vaargeul te blijven moet u een grondkoers behouden van 292°. Er staat een matige ZW-wind. De drift die u daardoor ondervindt schat u op 10°. De stroomrichting is 157°. U schat dat u door de stroom 6° wordt weggezet. De variatie is 4° West, deviatie is +1°. Welke kompaskoers moet u varen om in de vaargeul te blijven?

285 graden

291 graden

293 graden

24. De schijngestalten (NM, EK, VM en LK) van de maan worden aangegeven in?

De getijtafels voor Nederland

De HP 33 Waterstanden en stromen

De ANWB Wateralmanak deel 2

De getijtafels voor Nederland, de HP 33 Waterstanden en stromen en de ANWB wateralmanak deel 2

25. Als op een bepaalde plaats aangegeven wordt dat het LAT is NAP - 110 cm en dat op dat moment de rijzing 20 dm is, wat is dan de waterstand ten opzichte van NAP?

NAP - 90 cm

NAP + 130 cm

NAP + 90 cm

Je naam

Je e-mailadres

Time is Up!

Time's up